Onderzoek naar contact tussen slachtoffers en tbs’ers
Contact tussen slachtoffers, nabestaanden en daders komt geregeld voor, en is vaak onderzocht. Maar hoe gaat een ontmoeting als de dader een stoornis heeft? Is contact met een tbs’er ook mogelijk? Wat levert het beide partijen op? En op welk moment ga je een ontmoeting aan? Om hier antwoorden op te krijgen hebben senior onderzoeker en criminoloog Mariëtte van Denderen en hoogleraar Forensische Psychiatrie Michiel van der Wolf 16 slachtoffers, nabestaanden en tbs’ers geïnterviewd.
Uit het onderzoek blijkt dat contact tussen slachtoffers en tbs’ers voor beide positieve effecten kan hebben. Het kan bijdragen aan herstel met familieleden, het verwerken van het delict door het krijgen van antwoorden en een andere beeldvorming over de ander.
In bijna alle gevallen kan contact plaatsvinden, ook al heeft de dader een stoornis. Soms adviseert de tbs-kliniek om contact uit te stellen vanwege de stoornis van de tbs’er. Hij dient bijvoorbeeld eerst medicatie te krijgen. In bijna geen enkel geval is de stoornis van de tbs’er een reden om het contact niet door te laten gaan.
Timing is belangrijk
Contact vindt gemiddeld 6 jaar na het delict plaats. Het is daarom van belang om het ook na een langere tijd nog onder de aandacht te brengen van slachtoffers en tbs’ers. Slachtoffers, nabestaanden en tbs’ers hebben soms jaren nodig om klaar te zijn om contact aan te gaan. Bijvoorbeeld omdat ze eerst zelf (meer) therapie willen hebben. De timing van het contact is belangrijk.
In veel gevallen waren het slachtoffer en de tbs’er eerst nog niet klaar voor een ontmoeting, maar pas op een later moment. Tbs’ers noemden als reden dat ze het delict eerst zelf moesten verwerken of geen contact met het slachtoffer durfden te vragen. Slachtoffers voelden het belang van contact pas na een tijd. Soms duurde het jaren voordat het slachtoffer en de tbs’er contact met elkaar wilden.
De resultaten van het onderzoek zijn gepubliceerd in The International Journal of Restorative Justice.