I-AM-ME onderzoek

Interactions of Aggression, Mentalizing, Metacognition and Empathy in a forensic population of persons with a psychotic disorder. 

This study compares persons with a psychotic disorder currently in treatment at a forensic clinic (F-P), with patients with a psychotic disorder currently not in treatment at a forensic clinic (P) and with healthy controls (HC). Confounders such as current mood state, threat/control-override (TCO), temperament and character, trauma and the existence of a diagnosis of psychopathy will be statistically controlled for. 

The study will test four hypotheses:

  1. (F-P) show a pattern of more affective metacognitive impairments than (HC) and (P). Cognitively oriented aspects of metacognition are expected to be equally impaired in (P) and (F-P) (Abu-Akel & Abushua’leh, 2004; Bogaerts, Polak, Spreen, & Zwets, 2012).
  2. We expect that in (F-P) deficits in metacognitive “mastery” as measured by the MASA are more severe than those found in (P), and correlate significantly with assessments of risk for future violence (Brüne, Schaub, Juckel, & Langdon, 2011; Lysaker, Erickson, Buck, et al., 2011; Lysaker, Erickson, Ringer, et al., 2011).
  3. We expect that in F-P metacognitive deficits in understanding others and empathy, are significantly correlated with “Clinical” items of the HKT-30 regarding Empathy, Hostility and Social and Relational skills.
  4. Persons with aggression where the primary explanation is positive psychotic will score elevated on measures of Threat/Control-override (TCO). This group will be more prone to impulsive violence as measured by the IPAS, while those with personality-related difficulties (psychopathic traits) will show a tendency toward premeditated violence as measured by the IPAS (Nederlof et al., 2011a; Nederlof, Muris, & Hovens, 2011b).

Resultaat 
Het onderzoek leverde tot nu toe een publicatie op in Psychiatry Research, in 2018. In dit artikel toetsten wij de eerste onderzoeksvraag: in hoeverre verschillen metacognitieve vaardigheden tussen mensen met een psychotische stoornis in de reguliere GGZ en in een forensische instelling? Of, met andere woorden: is het mogelijk dat problemen in de metacognitie een risicofactor vormen voor geweld? Uit de analyses bleek dit het geval: metacognitieve zelfreflectie bleek het beste te voorspellen of iemand in een forensische kliniek is opgenomen of niet. 

Een tweede deelvraag van het onderzoek betrof de vraag of metacognitieve vaardigheden samenhangen met het type geweld bij het indexdelict: was dit relatief meer 'met voorbedachte rade' of vanwege een impulsdoorbraak? Helaas bleken aanzienlijk minder cliënten geworven te kunnen worden (door uitstroom) bij onder andere de Mesdag dan gepland, wat de nodige statistische implicaties met zich meebracht. Er zal nog een uitgebreide data-analyse volgen, maar het is zeer onwaarschijnlijk dat deze vraag bevredigend zal kunnen worden beantwoord met de data van de in totaal 23 forensische patiënten. 

Samenwerking
Rijksuniversiteit Groningen

Onderzoekers
drs. S. de Jong; dr. M. Pijnenborg; drs. H. Bokern; prof. dr. M. van der Gaag; dr. L. Wunderink;prof. dr. A. Aleman; dr. P. Lysaker; drs. R. van Donkersgoed 

Publicatie